Geschreven door: Anne-Marije Schouten
Inmiddels ben ik alweer 2 maanden als echte verpleegkundige onderweg bij het Leger des Heils. Ik heb allerlei dingen meegemaakt in mijn periode daar. Incidenten, contact met politie en andere disciplines waar ik eerder niet echt mee van doen had, agressie, een overlijden, frustratie vanwege het zorgstelsel en de bureaucratie in Nederland, mensen niet de juiste zorg kunnen bieden vanwege financiën en ga zo maar door. Ik ben begonnen aan het bouwen van mijn eigen caseload. Daarin ben ik verantwoordelijk voor de (hoogcomplexe) zorg van een aantal deelnemers en de coördinatie daaromheen. Dat vult mijn dagen en naast de routes die ik rijd in mijn diensten en de teamoverleggen, ontwikkel ik klinische lessen en werk ik samen met collega’s aan het zorgproces voor alle deelnemers binnen het team. Maar er is zeker ook tijd voor koffiemomentjes met collega’s om bij te kletsen over vakanties, avondjes uit, dates, moestuinieren en ‘het leven’. Er is sprake van rust in mijn hoofd en dat is heerlijk. Elke dag kom ik met een verhaal thuis. Dit is er één van. Ik deel het graag met je*.
Daar zit je dan. Op je groene bank, waarvan je zegt dat hij zo snel onder het stof zit. Je veegt eens over de leuning. Tussen al je planten, bloemen, stapels boeken, kunstwerken, schetsen, prulletjes en wat antiek. Je woont in een prachtige ruime goed onderhouden eengezinswoning midden in een rustige wijk in Almere. Je huis ruikt fris, zuiver. Niet echt naar luchtjes die ik niet kan en wil omschrijven. Die typische lucht. Nee, dat masker houd jij wel op. Je bent geen zorgmijder. Toch? Je weet precies te vertellen wat je mankeert, maar je weet ook duidelijk te maken dat je het allemaal zelf wel red.
Je hebt twee zoons, waarvan er één ziek is. Beiden niet zo heel betrokken, zoals je zelf zegt. Je maakt je ernstig zorgen om je zieke zoon, die aan zijn hart moet worden geopereerd. Je durft hem niet te belasten, maar het belast jou zo. Ook je andere zoon of kleinkinderen durf en wil je niet vragen om eens langs te komen. Je voelt je eenzaam, opgesloten in je ruime, mooie, frisse huis. Sprekend van een leven van vroeger, van een levensenergie die je had maar nu verstopt is onder zorgen en depressie. Ik luister naar je verhaal en sla je woorden op. Probeer lijnen te trekken met wat ik van andere collega’s hoor of van de huisarts die aan de bel heeft getrokken.
Met het team heb ik afgesproken dat ik zoveel mogelijk langs ga als je zorg nodig hebt. In eerste instantie is dat op twee dagen, om even met je te praten. En misschien voel je dan de ruimte om douchezorg te accepteren. Als dat niet zo is, proberen we het de volgende keer weer. We blijven komen, heb ik je verteld. Al is het om 5 minuten te kletsen. Als je me dan zat bent, mag je me er gerust weer uit zetten. Dit stelt je zichtbaar op je gemak.
En ik mag vaker binnenkomen van je. Je noemt me Anne-Mei. In het begin corrigeer ik je, maar later laat ik het zo. Het is hoe je me ziet, je vindt het een mooie naam. Je wordt er ook onrustig van als je je beseft dat je mijn echte naam maar niet kan onthouden, dus het is prima zoals het gaat. Aanpassen en meebewegen, aanpassen en meebewegen. Soms vind ik een ingang om met je te praten over douchezorg of mag ik eventjes meekijken hoe het met de medicijnen gaat. Al snel kan ik de conclusie trekken dat je je eigen plan trekt, teveel slaapmedicatie inneemt, andere medicatie laat liggen tegen beter weten in, maar vooral niet wilt dat er iemand is die zich daarmee bemoeit. Want je vergeet niks toch? Het gaat goed zo, daar ben je vast van overtuigd.
Ik mocht je zelfs twee keer helpen met douchen in de afgelopen 2 maanden. Andere collega’s af en toe ook. Nou ja, helpen… Niet zoals ik gewend was van mijn vorige werk. Je zette een doorzichtig plastic krukje in de douche, daar mocht ik op zitten. Je deed de douchegordijnen potdicht en ik hoefde je alleen maar de washand en later de handdoek aan te geven. De rest deed je zelf. De veiligheid? Was ik. Als je niet meer wist wat je wel of niet schoon had gepakt, hielp ik je door je aan te sturen. We kletsten over het weer, je vertelde me meermaals achteraf hoe heerlijk het eigenlijk was om weer fris te zijn. Dat de last op je schouders iets minder zwaar is dan voor het douchen.
Je situatie en het inzetten van zorg leverde mij de eerste weken nogal wat vragen op. Als verpleegkundige ben ik namelijk verplicht om zorg zo efficiënt mogelijk in te richten. Dat mensen zoals jij zo doelmatig mogelijk zorg krijgen en toe te sturen naar zelfredzaamheid – dat betekent dat je alles wat je zelf kan, zelf moet doen en zorginzet niet direct nodig is. Maar jij (en dat is typisch aan OGGZ) past niet daarin. Je onttrekt je aan zorg. Ja, je bent zelfredzaam en kunt heel veel nog. Maar je ziet niet helemaal dat het op deze manier niet goed gaat. Als je je diabetesmedicatie niet inneemt en een nuchtere bloedsuiker hebt van 20 mmol/liter (ter referentie, en nuchtere bloedsuiker is eerder 6-8 mmol/liter). Je zegt er buikpijn van te krijgen.
En het douchen? Lichamelijk kun je het zelf; je kunt overal bij, je hebt je manieren om jezelf te wassen en te drogen. Daarnaast is verpleegkundige zorg inzet met betrekking tot ‘ervaren gevoel van veiligheid, want iemand is erbij’ niet te verantwoorden tegenover de zorgverzekering of inspectie. Ik kan je namelijk niet volledig vangen als je valt. Voor mijn eigen veiligheid. Daarnaast is daar iets geweldigs voor uitgevonden: alarmering. Een knopje waarbij je om hulp kan vragen als je bent gevallen. Maar dat wil je niet, want dan moet je ook een sleutelkluisje op de muur. Met een code, waarvan je heilig overtuigd bent dat mensen die zo af gaan kijken. Dat er mensen zijn met verkeerde bedoelingen, vanwege je Joodse achtergrond en alles wat je op tv en via de radio ziet en hoort met betrekking tot Jodenhaat.
Je bent bang en vindt het lastig om mensen, met name zorgverleners, echt binnen te laten en een klein beetje je hart open te stellen. Dat praten, gaat je goed af. Het verbergen van je hulpvragen, daar ben je nog beter in. Hulp ontvangen, dat vind je lastig. En daarom blijven we komen. Naar jou, maar ook naar anderen zoals jij. Om je – met een moeilijk woord – toe te leiden naar zorg. Zorg voor je lichaam en geest, maar vooral om vertrouwen te herstellen in jezelf en in anderen. En soms lukt het niet zoals we willen, loop ik onverrichterzake weer de deur uit.
Maar toch zwaai je dan of leg je een hand op mijn schouder en zeg je: ‘tot de volgende keer, Anne-Mei. Bedankt dat je er was!’ Dan stap ik met een grote zwaai en met een glimlach op mijn gezicht in de auto. Als ik twee tellen later kijk, zit de deur weer dicht en het gordijn voor het raam in de deur. Morgen proberen we het weer. Als ik in de spiegel kijk, zie ik dat mijn ogen meelachen. Dit werk? Het mooiste en moeilijkste wat ik ooit heb gedaan. Maar zo, zo waardevol.
* Deze casus is geanonimiseerd en niet herleidbaar gemaakt naar persoon, plaats en tijd.
Recente reacties