In een eerdere blog (hier terug te lezen) schreef ik erover dat we Anne hadden aanmeld bij de peuterspeelzaal: ‘Anne is niet overal als vanzelfsprekend welkom. Er zullen vergaderingen, gesprekken, uitleg en begeleiding nodig zijn voor Anne ergens naartoe kan. En dat stemt me verdrietig. Al vind ik haar nog zo gewoon en ontwikkeld ze zich zo goed, Anne zal altijd anders zijn.’ Vandaag het vervolg van de aanmelding.
Serie – Dochter van Down
Geschreven door Antonet
Peuterspeelzaal of KDC – Anne 20 maanden
“We hebben een goed gesprek gehad bij de peuterspeelzaal. Ze staan ervoor open om Anne op te vangen. Anne is welkom. Dat ze waarschijnlijk nog niet kan lopen als ze geplaatst zou worden vinden ze geen probleem. En ze zijn bereid zich te verdiepen in gebarentaal. Super positief nieuws dus! En toch heb ik ervoor gekozen om Anne niet naar de peuterspeelzaal te laten gaan. Hoewel ik het heel erg waardeer dat Anne welkom is. Ik weet dat het niet vanzelfsprekend is.
De afgelopen weken ben ik, samen met Anne, ook langs geweest op het KDC (kinderdagcentrum). In vergelijking met de peuterspeelzaal zijn de groepen klein. Er is meer begeleiding en dus meer aandacht en tijd voor de persoonlijke ontwikkeling. Ze werken al met gebarentaal. Allemaal punten die voor Anne heel waardevol zijn. En daarom heb ik ervoor gekozen haar daar te plaatsen.
Het voelt soms alsof ik mijn keuze moet verdedigen. Ik hoor dan opmerkingen als: ‘Anne doet het toch heel goed? Waarom gaat ze dan niet naar de gewone peuterspeelzaal?’ of ‘Als ze welkom is op regulier moet je daarvoor gaan toch?’ of ‘Ik ken iemand met Down die zelf de hele basisschool op regulier heeft gezeten. De school stond daar echt voor open.’ Voor mijn gevoel heerst soms de gedachte dat de beste keuze regulier is. Dat als ze ervoor open staan, dat altijd de keuze is die ik zou moeten maken. Alsof ik me ‘aanstel’ of het syndroom van Anne erger maak dan het is. ‘Waarom kiezen voor een kinderdagcentrum waar ook gehandicapten kinderen heengaan als ze veel meer kan leren van gewone kinderen?’
Het zijn meningen die ik regelmatig hoor, lees en vooral ook voel. En ik zou me niet hoeven verdedigen of moeten uitleggen waarom ik deze keuze maak. En toch voelt het wel zo. Ja, Anne doet het heel goed. En ja het zou (denk ik) ook zeker goed gaan op de peuterspeelzaal. Maar Anne is een meisje wat alle prikkels om zich heen opzuigt. Die moet verwerken. Daar moe van wordt. En op een peuterspeelzaal zijn die er dubbel zoveel. Anne gaat in een drukke omgeving op haar gemakje zitten kijken. Handjes op haar benen, mond een stukje open. Ze volgt alles. Maar meer rust zorgt ervoor dat Anne meer ruimte heeft voor haar eigen ontwikkeling, dat ze, in plaats van zitten kijken ook zelf wat gaat doen. En dat is de reden dat ze naar een kinderdagcentrum gaat. Om haar te helpen zich zo goed mogelijk te ontwikkelen.
Ik zeg niet dat een kinderdagcentrum de beste keuze is voor een kindje met het syndroom van Down. En ook niet dat de peuterspeelzaal dat is. Ik denk dat het heel mooi is dat we de keuze hebben. Dat we kunnen kijken wat het beste is. Want ik denk dat dat per kindje (met of zonder Down) heel verschillend is.”
Wanneer Anne naar het kinderdagcentrum gaat staat nog niet vast, vooral omdat dit afhankelijk is van financiering vanuit de gemeente. Maar daar zal ik in een latere blog over schrijven, want dat is een verhaal apart…
Gebarentaal (Anne 20 maanden)
“Als ik vertel dat ik gebarentaal leer en gebruik om met Anne te communiceren zijn de reacties vaak heel wisselend. Van ‘Ow, ik wist niet dat ze doof is’ tot ‘Ow is ze zo slecht dat ze niet kan leren praten?’ Beide opmerkingen zijn niet de reden dat ik gebarentaal leer. Anne hoort goed, zoals ik merk hoort ze zelf heel goed. En met ‘slecht’ wordt vaak haar IQ bedoeld, hoe ‘slim’ ze zal zijn. Daar kan niemand nog iets over zeggen. De tijd zal het moeten leren wat Anne wel en niet zal kunnen. Zoals ze zich nu ontwikkeld verwacht ik wel dat ze zal gaan praten. Maar ook daarin: de tijd zal het leren.
Gebarentaal is een mooie manier om te communiceren nu Anne nog niet kan praten. Bijna iedere kindje leert zwaaien als het naar huis gaat. Een kindje koppelt het woord ‘daag’ dus aan zwaaien. Zo werkt het met Anne ook. Ze kan de woorden nog niet zeggen, maar gaat wel steeds meer gebaren koppelen aan de woorden. Ze snapt dus veel dingen prima, maar kan er nog geen woorden aan geven, maar wel gebaren. Ze kan nu bijvoorbeeld heel goed met gebaren aangeven als ze in bad gaat, als ze wil spelen, wil slapen of als ze wil eten. Maar ook als ze iemand lief vind of als ze een muziekje wil luisteren. Het zorgt ervoor dat ik Anne begrijp, ondanks dat ze laat gaat praten, kan ze toch heel goed ‘vertellen’ wat ze wil. Want ze weet heel goed wat ze wil!
Dat ze op het KDC, waar ik hierboven over schrijf ook werken met gebarentaal vind ik dus een heel groot voordeel. Ze begrijpen wat Anne vertelt. Ze maakte het gebaar voor boekje, voor muziek en lief toen we op de groep waren en de begeleiders herkenden het gelijk en communiceerden terug. Super mooi om te zien. En ik merkte dat ik nog lang niet alle gebaren ken die ze daar gebruiken, dus hard aan de slag met Anne om die te gaan leren.”
Recente reacties