Verhalen van vrouwen – 3
Het is tijdens onze nachtdienst in het verpleeghuis, als mijn collega Mariya en ik in gesprek raken. Het gesprek wordt regelmatig onderbroken door een alarmering van een bewoner Soms verschonen we iemand tussendoor, helpen we iemand terug in bed, of werken we een uur lang zonder over haar verleden te praten. Maar steeds vervolgen we haar verhaal. Aan het begin heeft Mariya moeite haar tranen te bedwingen. Ik ben stil en schrijf alleen maar. Pas later dringt het goed door wat ze allemaal vertelt en heb ik moeite met mijn tranen.
Ze heeft ervoor gekozen om geen foto’s te plaatsen, gezien haar openheid over haar verleden. Bijgevoegde foto’s hebben dus geen betrekking op Mariya. Haar verhaal is lang, maar de moeite van het lezen waard! En nog beschrijft het maar een deel van de werkelijkheid…
Geschreven door Antonet
Kun je jezelf voorstellen?
Ik ben Mariya Alphones, 28 jaar oud en ik woon in Papendrecht. In januari 2013 (toen was ik 21 jaar) ben ik vanuit Sri-Lanka. naar Nederland gekomen.
Hoe kwam dat zo?
Wij hebben in Sri-Lanka twee talen. Tussen die talen is 30 jaar oorlog geweest. Dus dat zorgde voor een hele moeilijke situatie. Het is verplicht dat in ieder gezin één kind, een meisje of jongen, boven de 18 jaar het leger in gaat. Hij moet in het leger van onze taal gaan werken. Mijn zus was toen al getrouwd, dus zijn kon niet naar het leger. Mijn broer moest dus gaan, maar hij was nog niet boven de 18.
Het leger stuurde elke keer een brief: één van jullie gezin moet het leger in. Maar mijn moeder wilde ons niet sturen. Toen was mijn broer was plotseling weg. Van de ene op andere dag. Mijn moeder en vader hebben hem gezocht, maar hebben hem niet gevonden. Wij dachten wel dat hij gepakt was, door het leger van de ‘Tamil Tigers’, het leger van onze taal. Daar moest hij naar toe zijn gegaan.
Onze taal-mensen zijn ondergeschikt. Wij hebben minder recht op werk ed. Daardoor is oorlog begonnen. Mariya laat me een filmpje zien van een groot veld vol graven, de camera gaat langs de stenen, 1998 en 1999, zijn jaartallen die veelvuldig voorbij komen. Tieners van een jaar of 12, 13 zie ik langs rennen met geweren tijdens een training. Het leger is verplicht. Nog steeds zijn in het land veel mensen kwijt, gehandicapt of vermoord.
Hoe ging het verder met je broer?
Mijn moeder en vader hoorden dat hij in Mannar was, in het leger. Mijn vader en moeder wilden mijn broer daar gaan opzoeken, ze zijn er geweest. Ik was toen bij mijn opa gebleven. De oorlog kwam toen daar waar mijn broer was. Mijn moeder is toen in de oorlog omgekomen. Mijn vader kwam alleen thuis.
De andere taal-politie ‘Sinhales’ kwam elke keer langs ons huis, vragen waar mijn broer en moeder waren. Mijn vader en opa moesten steeds naar de politie. Ze sloegen ze, zo hoopten ze de waarheid te horen. Ze zetten ze vast, maar mijn vader of opa kunnen niet heel lang vastgehouden worden, ze zijn oud en hebben geen bewijs genoeg om hen in de cel te doen. Ze komen wel steeds vragen en bleven terug komen.
Mijn vader is toen naar een andere plek gegaan, hij wilde afstand. De politie heeft toen mij opgepakt. Ze moesten weten waar mijn broer was. Mijn broer of vader moest terug, anders zouden ze mij niet vrij laten. Maar het was te gevaarlijk voor hun om dat te doen. Ik heb drie jaar in de gevangenis gezeten, maar dat is niet legaal, ze mogen mij niet vasthouden. Maar het is wel gebeurd.
Drie jaar gevangenis, dat moet heel moeilijk zijn geweest?
Ja, het waren slechte omstandigheden. Mariya wil er verder niet veel over kwijt. Ik moest steeds vertellen waar mijn broer was, maar dat wisten wij toen niet. Ze hebben me veel geslagen. Mijn familie wist niet waar ik was. Maar alle Tamil-families hebben dezelfde verhalen, die zag ik daar. Sommige vrouwen die gevangen zaten, wilden ontsnappen, maar dan werden ze gedood of raakten ‘kwijt’.
Mijn opa en vader hebben mij heel lang gezocht. Mijn opa is uiteindelijk met een hoofd van de politie gaan praten. Mijn opa en vader hebben veel gedaan voor mij. Ik wist dat niet. Maar op een keer ben ik met het hoofd van de politie mee geweest. Ze zeiden dat ik naar een andere cel zou gaan. Maar hij wilde naar mijn opa toe. Mijn opa wachtte daar op ons. Hij had heel veel geld betaald, dat was illegaal, maar zo kwam ik vrij. Het hoofd van de politie had aangeven dat mijn vader en ik weg moesten gaan, omdat dit niet mocht. Wij zijn naar Colombo gegaan. Daarna hebben we bij kennissen en familie gewoond, maar niet zo lang. Mijn opa ging alles regelen voor mij om te vluchten naar een ander land. Hij heeft geld betaald om iemand anders al die dingen te laten regelen.
Jou toekomst was opeens heel onzeker dan?
In Sri-Lanka ga je tot 18 jaar naar school. Daarna pas naar de universiteit of een amdere vervolgopleiding. Toen speelde mijn situatie al en moest ik naar de gevangenis. Ik heb geluk gehad dat mijn opa en vader rijk waren. Ik kan nu veilig hier zijn. Veel andere (arme) mensen kunnen dat niet en kunnen kinderen niet naar een ander land sturen. Heel veel vrouwen in Sri-Lanka zijn kwijt en komen nooit meer terug. Als je iemand van de politie kent, ligt het anders, of als je rijk bent. Er is heel veel geld nodig voor een paspoort: mijn opa heeft €16.000 moeten betalen, wilde iemand mijn paspoort regelen. Wat hij voor de politie heeft betaald om mij vrij te krijgen weet ik niet.
Waar ben je toen heengegaan?
Toen ben ik naar Dubai gegaan, daarna naar nog een plaats, maar ik weet niet meer waar. Daarna ben ik met de auto naar Nederland gekomen. Midden in de nacht ben ik in de buurt van het asielzoekerscentrum in Ter Apel afgezet. Ze zeiden tegen mij: “Ga maar, loop maar, ergens komt er straks een kamp. Daar helpen ze je wel.” Ik had geen idee waar ik heen moest. Ik stond huilend midden op de weg in het donker. Ik had niks, kon niet bellen, was totaal vreemd.
Vond je het AZC?
Er kwam iemand langs op de fiets, die vroeg waarom ik huilde. Ik had uitgelegd in het Engels dat ik was afgezet. Hij heeft mij naar de politie gebracht, bij het azc was een politiebureau, dus daar werd ik gebracht. Zij hebben alles voor mij geregeld. Ik ben drie dagen in Ter Apel geweest. Ze maken dan een vingerprint en foto en hebben overal onderzoek naar gedaan. Ze hebben mij daarna naar Gilze-Rijen gestuurd. Daar kwam ik in aanraking met vluchtelingenwerk. Ze vragen naar je verhaal. Verder vroegen ze ook of mijn familie wist dat ik hier was. Dat wisten ze niet. Toen hebben we mijn tante gebeld, alles verteld wat er was gebeurd was en waar ik nu woonde. Mijn tante zei: ‘Nu niet meer bellen, we hebben problemen met de politie. Ze zoeken jou en je vader, dus nooit bellen. Wij bellen jou wanneer dat veilig is.’ Ik heb daarna lang niet gebeld en geen contact gehad.
Hoe gaat het verder als je daar bent?
Nadat ik in het AZC kwam, ben ik bij de advocaat geweest en bij de IND. Het COA regelt al die dingen voor ons. Ik heb al snel een verblijfsvergunning gekregen. Daarvoor moest ik bewijs laten zien, maar ik had niks. Ze moesten weten dat ik uit Sri-Lanka kom, maar dat kon ik niet bewijzen. Ik kon mijn familie niet bellen, dus heb ik school gebeld. Zij hebben een brief geschreven als bewijs dat ik daar op school heb gezeten. Deze brief ging naar de advocaat en daarna naar de IND, toen kreeg ik een verblijfsvergunning. Ik woonde toen in het azc in Drenthe. Het COA heeft toen een huis gezocht voor mij, die kreeg ik in Papendrecht.
Hoe was het om in het AZC te wonen?
Er zijn veel anderen mensen, andere culturen. In één huis wonen soms drie gezinnen. Daarmee moet je samen koken en één douche gebruiken. Dat is moeilijk. We krijgen 1x per week €55,- per persoon. Daarvan moeten we de boodschappen, maar ook toiletartikelen en kleding van kopen. Iedere week moesten we een vingerprint laten maken. Ze moeten weten dat je nog in het AZC bent. Als mensen niet legaal hier zijn en hun vingerprint afgeven, dan weet de politie dat en kunnen ze je oppakken. Sommige regels zijn streng. We mogen niet langer dan drie dagen bij iemand logeren. Er mag ook niemand meer dan één nacht bij ons logeren. Die moest eerst naar het COA, inschrijven en dan pas bezoek. Gewoon bezoek moet eigenlijk ook aangegeven worden, maar dat gebeurt niet altijd.
En de sfeer, hoe is die daar dan?
Je bent altijd bang als er een brief komt vanuit het immigratiekantoor. Is het positief of negatief? Mag ik blijven of moet ik het land verlaten? Als iemand een negatief bericht krijgt, dan moet je ergens langs, zij gaan jou vertellen dat je op een bepaalde datum het land uit moet. Zij regelen dan alles voor je paspoort en dergelijke. Zij bellen onze ambassade, regelen een paspoort voor één dag, wat je direct moet ondertekenen. Anders komt de politie en arresteert je.
Als vluchteling krijg je een ID-kaart, die 1 jaar geldig is en alleen voor het AZC. Maar al heb je die, dan nog kan je een negatieve beslissing te horen krijgen en het land moeten verlaten. Ik had bijna direct een verblijfsvergunning, dus heb dat niet zo meegemaakt, maar wel veel gehoord van andere mensen.
Als je in het AZC woont mag je onder de 18 naar school, maar ouderen niet en we mogen ook niet werken. Er is wel sport, maar er hebben veel mensen stress. Ze zijn bang voor de IND en alles wat komt. Je weet niet wat je toekomst is en kan alleen maar afwachten. Veel mensen wonen lang in het AZC, soms meer dan vijf of zes jaar. Ik ben er korter dan een jaar geweest, een maand of tien denk ik. Toen ik nog geen 21 was, wilde ze een veilige plek zoeken voor mij, qua huis, daarom duurde het langer, ondanks mijn verblijfsvergunning.
Hoe redde je dat helemaal alleen?
Ik weet het niet. Als je komt weet je niks en spreek je de taal niet. Ik kreeg in het AZC een taalcursus, dus leerde ik wat Nederlands. Dat krijg je als je op een huis aan het wachten bent. Mensen van het vluchtelingenwerk en het COA zijn lieve mensen. Als je wat vraagt helpen ze altijd, ook helpen ze je met een brief te sturen of wat dan ook. Het COA geeft ook treintickets naar advocaat bijvoorbeeld. Ze printen ook voor je enzo. Dat kunnen we zelf niet betalen, als je alles moet doen van die €55,-. Kleding had ik nauwelijks bij me toen ik vluchtte. Ik had een goed leven in mijn eigen land. Dan opeens in alles zo anders. Je hebt niks.
Wat deed je om te wennen in Nederland?
Begin 2014 ben ik een inburgeringscursus gaan volgen, daar mag je drie jaar over doen. Ik heb deze in één jaar afgerond. Ik kon al wat Engels, daarom was het makkelijker voor mij. In december kwam er een mevrouw bij mij in Papendrecht via het vluchtelingenwerk. Daar heb ik ook de taal van geleerd.
Ik ging vijf dagen per week naar school. We krijgen €10.000. Die moeten we gebruiken voor inburgering. Als je sneller klaar bent, krijg je het geld dat over is niet, het is echt alleen voor de cursus. We krijgen een soort uitkering om van te leven. Voor spullen in het huis heb ik via de gemeente €1500,- gekregen. Daarvan moest ik verf, een bank, een kast, een bed, een tafel en een koelkast kopen, maar ook keukenspullen en linnengoed. Vluchtelingenwerk helpt daarbij zoeken naar goedkope spullen. Van de uitkering die je krijgt gaat dat geld af, zodat je die €1500,- weer terug betaalt.
Wat deed je na de inburgeringscursus?
Na de inburgering heb ik mijn diploma Helpende gehaald. Bij Capabel, een tweejarige opleiding. In de tussentijd heb ik kranten bezorgd en schoongemaakt, als baan. Ik heb minder dan een jaar een uitkering gekregen. Dat wilde ik niet. Ik wilde zelf werken voor mijn geld. Eerst dacht ik gewoon in de schoonmaak te blijven. Maar ik wilde toch leren om ander werk te vinden. Schoonmaakwerk is zeker niet minder, maar ik wilde leren en andere stappen zetten voor mijn toekomst.
Tijdens mijn opleiding voor Helpende kreeg ik studiefinanciering en werkte parttime, dus stopte de uitkering. Na de Helpende ben ik het eerste jaar van Verzorgende-opleiding gaan doen, in het tweede jaar ben ik bij Stichting Waardeburgh gekomen. In januari 2019 ben ik gestopt met de opleiding, heb ik werk gezocht en ben ik hier (bij Stichting Waardeburgh) terecht gekomen. Op 1 mei 2019 ben ik begonnen. (Leuk detail: Ik, Antonet, heb Mariya op sollicitatiegesprek gehad samen met een collega, en haar aangenomen.)
Heb je nog contact met je familie?
Ja, ik bel ze regelmatig, ik heb contact met mijn opa en tante en stuur elke maand geld. Maar dat is niet zo belangrijk.
Hoe raakte je betrokken bij de kerk in Nederland?
In Gilze-Rijen kwamen christenen over Jezus vertellen. Ik was in Sri-Lanka christelijk en ben daarna daar protestants geworden en gedoopt. Voor mij was het heel fijn dat ik mensen vond om mee te praten. Die mij in mijn geloof begrepen. Daarna ging ik elke zaterdag en zondag naar de kerk. Nu ga ik nog steeds elke zondag.
Je bent dit jaar getrouwd? Hoe heb je Jeevan leren kennen?
Onze traditie is dat ouders een man voor mij zoeken. In mijn familie is er ook wel de ruimte om zelf een man te kiezen om mee te trouwen. Maar ik ken hier niet veel mannen die uit Sri-Lanka komen. Mijn familie heeft dus een man voor mij gezocht. We hebben elkaar via internet leren kennen. Dat klikte goed en we vonden elkaar leuk. Dus we hebben ja gezegd en ingestemd met onze ouders. Zijn familie en mijn familie hebben elkaar ontmoet en de traditie die erbij hoort samen beleefd. Ik heb in Nederland alles geregeld voor hem, dat hij hierin kon komen. Daarom had ik ook mijn opleiding voor Verzorgende destijds gestopt en ben volledig gaan werken. Ik moest een bepaald bedrag verdienen om hem hierheen te kunnen halen. Wij waren nog niet getrouwd, dus moest ik alles via een advocaat regelen. Je moet dan bewijs leveren dat wij een relatie hebben, dus onze gesprekken en oproeplijsten van onze telefoon moesten we doorgeven. Dat heeft ook veel geld en tijd gekost. Ik werkte 36 uur, soms 4 of 5 nachtdiensten achter elkaar om loonstroken in te kunnen leveren die voldeden aan de eis.
Hoe ging dat verder?
In februari kwam hij naar Nederland en heb ik hem opgehaald op Schiphol. Dat was heel spannend. Maar het voelde goed. Op 7 maart zijn we in de kerk getrouwd, met de traditie die erbij hoort. Ik heb alles alleen moeten regelen hier in Nederland. Toen heb ik wel echt stress gehad, hoor. Hij komt ook uit Sri-Lanka, dus de bruiloft was volgens onze cultuur. Nichtjes waren er van mijn man wel bij, maar verder van ons beide geen familie.
Het burgerlijke huwelijk kregen we niet op tijd rond. Het heeft heel veel tijd en moeite gekost om te kunnen regelen dat we konden trouwen. Op 26 oktober kunnen we eindelijk in het gemeentehuis trouwen. Mijn man heeft werk en hebben nu een mooie toekomst samen. Half december verwachten we ons eerste kindje. Mijn opa heeft heel veel voor mij gedaan. Ik wil hem trots maken door een goed bestaan hier op te bouwen. Ieder jaar wil ik een stap verder en meer bereiken. Ik ben heel dankbaar voor wat hij heeft gedaan.
Waarom wilde jij je verhaal delen?
Ik wil graag dat mensen weten dat niet alle vluchtelingen hier komen voor geld. Veel mensen denken dat wij hier komen om een uitkering te krijgen en niks te doen. Door mijn verhaal te vertellen wil ik een ander beeld geven. Een verblijfsvergunning krijgen is echt heel moeilijk. Ik werk al jaren hard om alles te kunnen betalen. Niet alle vluchtelingen zijn hetzelfde, dat is belangrijk om te weten. Het is moeilijk uit te leggen wat ik heb doorstaan en hoe hard ik heb gewerkt om te komen waar ik nu ben. Dan doet het veel pijn als mensen een ander beeld hebben. In Sri-Lanka had ik alles, hier heb je niks en moest ik vanuit niks iets opbouwen.
Recente reacties