Kerstverhaal | Door: Lisette Koolmees
Het was een drukke dag geweest in de stad vandaag. Iedereen is druk met het doen van kerstinkopen deze dagen. Maar nu het donker begint te worden, lopen de straten langzaamaan leeg. De klinkers glinsteren door de nattigheid van de natte sneeuw en het licht van alle kerstverlichting aan de gevels weerkaatst erin. Pablo duikt nog wat dieper in zijn kraag. Er is niks aan buiten met die nattigheid en kou. En nu alle mensen weer richting hun warme, gezellige woningen gaan, voelt het ook maar weer wat eenzaam hier op straat.
In gedachten verzonken zet hij de pas erin. Hij ziet de gezichten voor zich van zijn lieve Lenci en Tatiana. Hij kan de hand van zijn vrouw nog in de zijne voelen. En de vrolijke, lichte stem van Tatiana galmt nog altijd na in zijn hoofd. Alles wat hem zo lief en dierbaar was, is uit zijn leven weggerukt. Hoe zou het zijn geweest als hij die bewuste dag niet van huis was gegaan? Had hij hen op tijd naar de kelder kunnen brengen? Zouden ze dan nog in leven zijn? Of zou hij samen met hen gestorven zijn? Sombere gedachten nemen de overhand in zijn hoofd. Met het verlies van zijn vrouw en dochter is zijn ziel ook in hem gestorven. Sindsdien zwerft hij als een leeg hulsel over straat.
Een kinderstem haalt hem terug naar het heden. Links van hem loopt een vrouw met een jong meisje aan haar hand. Het meisje huppelt vrolijk. Haar goudblonde vlechtjes dansen heen en weer en haar wangen zijn rood van de kou. ‘De juf zei dat het echt heel goed ging en dat het heel mooi gaat worden morgenavond! En weet u wat ze ook zei?’ Ze blijft even stil en kijkt haar moeder met grote, enthousiaste ogen aan. Moeder glimlacht. ‘Nee dat weet ik niet Maria, maar dat ga jij me vast vertellen.’ Het meisje schaterlacht. ‘Tuurlijk! Ze zei dat ik zo mooi zong, dat ze spontaan bedacht dat ik solo mag zingen!’ Opeens lijkt het meisje hem in het vizier te krijgen. Ze staat even stil. ‘O, hallo!’ Zegt ze terwijl ze vrolijk zwaait. ‘We gaan morgen kerst vieren in de grote kerk, iedereen komt! Komt u ook?’ De moeder staat er wat onwennig bij, duidelijk niet op haar gemak bij deze spontaniteit van haar dochter. Pablo forceert een glimlach, haalt dan zijn schouders op en loopt in tegenovergestelde richting verder naar het restaurant waar hij naar op weg was. Kerst vieren, dat is wel het laatste waar hij nu aan moet denken. Bovendien, dacht dit meisje Maria nu echt dat hij welkom zou zijn in die mooie grote kerk? Ze zien hem aankomen met de vodden die hij draagt en zijn onverzorgde gezicht. Hij wist wel beter. Dit meisje bekeek hem dan misschien wel met een onbevangen blik, maar de rest zal hem waarschijnlijk met afkeur aankijken en hun neus ophalen. Ooit hoorde hij ook bij hen. Lenci vond het altijd erg belangrijk om naar de kerk te gaan. ‘In de kerk voel ik me dichter bij God’ zei ze altijd. Hij wilde graag geloven dat zij en Tatiana nu bij God in de hemel zijn, maar het was hem wel duidelijk dat God met hem niet van doen wilde hebben. Anders zou Hij hem dit toch allemaal niet hebben aangedaan.
Pablo doet de deur van het restaurant open. Hij kruipt in zijn vertrouwde hoekje en wacht daar rustig tot de soep bij hem wordt gebracht. Het duurt niet lang voor de eigenaar hem in zijn vizier krijgt en hem vrolijk begroet. Tot op de dag van vandaag is Pablo nog steeds dankbaar voor die ene dag dat Jaro hem uitnodigde om even binnen te komen en hem te eten gaf. Sinds die dag komt hij hier bijna dagelijks en elke keer opnieuw geven ze hem een kom soep te eten.
Vandaag is het extra druk in het restaurant. Pablo bekijkt de groepjes mensen aan de tafels en in zijn hoofd vormen zich de verhalen van deze mensen. Het helpt hem om even afstand te doen van zichzelf. Links van hem zitten een vader en moeder met hun zoon en dochter. Alle vier deftig gekleed. De dochter wordt gecorrigeerd, omdat ze volgens moeder niet als een dame zit. Vader lijkt vooral geïnteresseerd in zijn glas rode wijn. En zoonlief is er wel bij, maar zijn houding en afwezige blik verraad dat hij liever ergens anders zou zijn. Van de tafel achter hem komt een hoop gezellig gekwebbel. Opa voert het hoogste woord en maakt telkens opnieuw de hele tafel aan het lachen. En achterin zit een jong stel. De jonge vrouw is zwanger. Waarschijnlijk het eerste kleintje dat ze verwachten. Het stel kijkt elkaar gelukkig in de ogen. De wereld en diens geluk ligt nog aan hun voeten. Zo gaat Pablo tafel voor tafel af met zijn blik en gedachten. Zou hij hier ook met Lenci en Tatiana gezeten hebben als ze nog in leven waren? Lenci vond het heerlijk als hij hen mee uiteten nam.
Hij heeft zijn soep bijna op als Jaro naar zijn tafel komt lopen met een bord met heerlijk ruikende wildbraad en verse groenten. ‘Vriend, het is bijna kerst. We laten je niet met alleen een kommetje soep in je maag de deur uitgaan vandaag.’ Pablo wil tegenstribbelen en zeggen dat dit echt niet nodig is en dat hij geen geld heeft om hiervoor te betalen, maar de vastberaden blik op Jaro zijn gezicht houdt hem tegen. Hij mompelt een dankjewel. En terwijl hij gulzig begint aan het heerlijke, mals gebraden stuk vlees, gaat Jaro op de stoel tegenover hem zitten. ‘Ik wilde je iets vragen Pablo. Morgen vieren we kerstavond in de kerk, ik zou het heel fijn vinden als je ook zou komen.’ De blik van Jaro is zacht en vriendelijk en even blijft hij stil. ‘De kerk zal blij zijn als je komt. Er is Licht in onze donkere wereld gekomen, Pablo. Ik wil je dat Licht zo graag laten zien.’ Pablo heeft nooit iets aan Jaro verteld over zijn verleden of over de reden dat hij op straat terecht is gekomen. Maar met Jaro lijkt het wel alsof hij dwars door hem heen kijkt. Alsof hij soms wil zeggen: ‘Je hoeft het niet uit te leggen. Ik begrijp het’.
‘Je bent nou al de tweede die het vraagt. Maar ik denk niet dat die kerk van jou echt zo blij is met een zwerver zoals ik.’ Het komt er norser uit dan hij eigenlijk bedoelde, dus voegt hij er snel aan toe: ‘Maar, bedankt voor de uitnodiging. Ik zal erover nadenken.’ Jaro glimlacht, staat op en legt zijn hand op Pablo’s schouder. ‘Fijn vriend, ik hoop echt dat we je morgen zien.’
Kerstavond
Nerveus en besluiteloos loopt Pablo door de smalle straatjes rondom de kerk. Nog steeds heeft hij niet de knoop doorgehakt of hij nu wel of niet de kerk binnen zal stappen. Hij wil Jaro eigenlijk niet teleurstellen. Hij doet zoveel voor hem en het lijkt hem echt oprecht blij te maken als hij vanavond zou komen. En de vrolijke ogen van de kleine Maria staan hem ook nog helder voor de geest. Alhoewel zij misschien al lang weer vergeten is dat ze hem heeft uitgenodigd. Ze zal wel druk zijn met haar solo.
Maar vooral de woorden van Jaro over het Licht in onze donkere wereld blijven telkens bij hem steken. Na het verlies van Lenci en Tatiana wilde hij niet meer. Toen de oorlog voorbij was en de vrede terugkeerde werd er zoveel hulp aangeboden, maar Pablo sloeg ze een voor een af. Hij wilde niet geholpen worden. Hij wilde niet een ‘nieuw leven opbouwen’, zoals ze dat dan zo vaak verwoordden. Een leven zonder zijn vrouw en kind was voor hem geen leven meer. Sinds die ene dag was het enkel donker in zijn leven. Hij wist heel goed Wie Jaro met het Licht bedoelde, maar hij had Hem de rug toegekeerd. Hij was boos en opstandig tegenover God. Maar toch had Jaro iets aangewakkerd in hem. Zou de Heere Jezus toch ook iets met hem te maken willen hebben? Zou Hij een licht willen zijn in zijn nu zo donkere leven?
Pablo observeert de kerk van een afstandje. Er staan grote lantaarns met kaarsen bij de ingang en door de ramen straalt het warme licht van binnen naar buiten. Vanuit verschillende richtingen komen mensen aanlopen en ze begroeten elkaar allemaal opgewerkt. Opgewonden kinderstemmen verraden dat de kinderen een beetje gespannen zijn voor hun uitvoering op deze kerstavond.
Als alle mensen binnen zijn en het geluid van de stemmen langzaamaan verstomt, begint Pablo richting de kerk te lopen. Ongezien glipt hij naar binnen en gaat hij op de achterste bank zitten.
De dominee bidt. Hij dankt God voor de volle kerk, voor kerstavond, voor het zenden van Zijn Zoon naar de aarde. En hij bidt voor de mensen voor wie het leven zo donker kan lijken en voor de warmte van Gods liefde in hun leven. Na het gebed vraagt hij de kinderen naar voren te komen. Meteen herkent Pablo het meisje van gisterenavond. Ze draagt een donkergroene jurk en heeft vandaag mooie rode linten in haar vlechtjes. Ze straalt. De juf wacht tot alle kinderen netjes staan opgesteld en geeft dan een knikje. Maria doet een stap naar voren. Ze kijkt de kerk rond, waarschijnlijk op zoek naar haar vader en moeder, maar dan kruist haar blik die van hem. Een grote lach verschijnt op haar gezicht. Ze was hem dus toch nog niet vergeten. Dan kijkt ze naar de pianist en als die naar haar knikt begint ze met haar heldere kinderstem een bekend kerstlied te zingen:
Licht in de nacht;
Een ster schijnt door de wolken
Dit is de nacht dat Zijn leven begon.
’n Sluier van angst en pijn lag op de volken
Totdat Hij kwam en het kwaad overwon.
Nieuwe hoop is Hij ons komen brengen
Stralend breekt die held’re morgen aan.
Daarna zingen alle kinderen met haar mee:
Prijs nu Zijn naam
Samen met de engelen.
O, nacht vol licht,
O, nacht dat Jezus kwam!
De tranen lopen bij Pablo over zijn wangen. Ontroerd door de helder zingende kinderstemmen. Ontroert door de hoop die klinkt in de woorden die ze zingen. En vanuit de kerkbank bidt hij zachtjes: ‘Heere Jezus, U was een licht in het leven van mijn mooie, lieve Lenci. Wilt U ook in mijn leven een licht zijn? Dank U Heere Jezus, dat U mij dit bijzonder meisje Maria tegen liet komen op straat. Dank U voor de uitnodiging van Jaro. Ik denk toch dat U misschien nog met mij te maken wilt hebben. Hier ben ik Heere.’
Als de dienst voorbij is besluit Pablo om even af te wachten of hij Jaro misschien nog tegenkomt. Jaro zal blij zijn om te zien dat hij is gekomen, maar Pablo wil hem ook om hulp vragen. Lenci zou niet gewild hebben dat hij de rest van zijn leven over straat zou dwalen. Het is tijd om hulp te vragen en weer op te bouwen. Terwijl hij dit denk komt Maria met een grote lach op haar gezicht naar hem toe gesneld. ‘U bent gekomen! Ik wist het! Mama vond dat ik dat niet zomaar aan u had moeten vragen gisteren, maar ik ben blij dat ik het wel gedaan heb.’ Pablo glimlacht en steekt zijn hand uit naar haar gezicht. ‘Ik ben ook blij dat je het wel gedaan hebt, meisje.’ Maria pakt zijn hand. ‘Kom! Ik ga u mijn papa en mama laten zien.’ Ze neemt hem mee naar de andere kant van de kerk. Daar ziet hij Jaro staan, die gelijk met grote stappen zijn kant op komt. ‘Pablo, je had me niet blijer kunnen maken vandaag. Wat goed dat je er bent!’
Verbaast kijkt Maria met haar grote ogen van Jaro naar Pablo. ‘Dit is mijn papa’ zegt ze dan tegen Pablo, ‘maar u kent hem al!’ Pablo legt aan haar uit hoe hij elke dag soep krijgt in het restaurant van papa en dat haar vader hem gisteren ook had uitgenodigd om naar de kerstviering te komen. Maria lacht, ‘dan denk ik echt dat God wilde dat u hier zou zijn vanavond. Denkt u ook niet papa?’ Er komt een vrouw bij hen staan die Pablo herkent als de moeder van Maria. Ze geeft hem een hand en vertelt dat ze blij is hem hier in de kerk te ontmoeten. Dan zakt ze door haar knieën voor Maria. ‘Wat heb jij vanavond prachtig gezongen dame! Je moeder zou onwijs trots op je zijn geweest en wij zijn dat ook.’ Dan staat ze weer op en legt haar hand in die van Jaro.
Pablo en Jaro kijken elkaar betekenisvol aan en het begint bij Pablo door te dringen. Hij stottert, ‘Ben jij.. Ben jij ook..’. Een verdrietige glimlach glijdt over Jaro zijn mond en hij knikt. ‘Ja Pablo.. Mijn lieve vrouw en Maria’s moeder is ook omgekomen in de oorlog. Mila hier is mijn nieuwe vrouw.’ Even zijn ze allemaal stil. Hier voelen ze allemaal dezelfde pijn. De pijn van gemis. De littekens van de oorlog in hun ziel.
Dan legt Jaro zijn handen op Pablo zijn schouders.
’Maar er is een Licht gekomen in de nacht, mijn vriend..’.
Recente reacties